Columns De Kleine Messi in Het Parool

jongetje

Ellen heeft niet veel met voetbal, totdat haar zoon wordt gescout door Ajax. De wereld van de topsport slingert haar in een emotionele achtbaan. Ze voelt een grote noodzaak daarover te schrijven. Twee jaar lang verschijnen haar columns wekelijks in Het Parool. De eerste vijf columns zijn hieronder te lezen. De andere zijn hier terug te vinden.

MISSIE
Het is dinsdagmiddag. Ik loop met mijn zoontje langs het voetbalveldje in de straat. Zijn vriendjes doen een partijtje. Er is net gescoord en ze lopen luid joelend een ererondje. Dan zien ze mijn zoontje. “Hij hoort bij ons!” “Echt niet! De Kleine Messi hoort bij ons!”

Maar als ze de Ajax-voetbaltas over zijn schouder zien hangen weten ze genoeg. “Hij moet trainen, je weet toch”, roept een te dik jongetje. En het dikkerdje rent alweer weg, zijn snoepzak bungelend aan zijn hand. Mijn zoontje loopt onverstoorbaar door en stapt in de auto. Het lijkt hem niet te deren. Want mijn 10-jarige heeft een missie.

Vijf keer per week gooit die kleine zijn loodzware voetbaltas achterin de auto en zetten we koers naar de Toekomst, het trainingscomplex van Ajax. En als Ajax thuis speelt in de Arena knallen we er nog een zesde keer achteraan. Hij zit in de E1 van de jeugdopleiding en dat betekent vier keer trainen en één wedstrijd. Week in, week uit. Direct uit school die auto in, zakje boterhammen voor onderweg en met gierende banden op weg richting Amsterdam Zuidoost. Geen tijd voor vriendjes van school, feestjes worden beleefd afgezegd en bankhangen is er helemaal niet bij. Het is een dagelijkse race tegen de klok, want wie te laat komt mag niet meetrainen. Als we om 15.59 uur de parkeerplaats van het terrein opscheuren kijken we elkaar opgelucht aan. Net op tijd. Het is weer gelukt.

Dit moordende schema beheerst al meer dan een jaar ons leven. Toen die kleine na een lange selectieprocedure werd aangenomen keken vrienden ons vol onbegrip aan. Dit wil je toch niet voor je kind? Zijn hele jeugd aan gort. Er waren erbij die dachten dat we hem pushten. Anderen meenden dat we zijn oude buurtclub te min vonden. Eén vriend zonk in elkaar toen we hem het nieuws vertelden. Zijn zoontje stapt al vanaf de crèche hand in hand met die van ons door het leven. Hij zuchtte diep: “Nou, leuk jullie gekend te hebben.” Maar wat iedereen ook zegt of denkt, er is geen houden aan. Want die jongen van ons, die heeft een missie.

Trainen in de striemende regen, hij zeurt nooit. Vrijdag op tijd naar bed voor de wedstrijd van zaterdag, geen kik. Waterdrinken in plaats van frisdrank, hij doet het. Waar het vandaan komt weet ik niet maar hij neemt zijn missie bloedserieus. Toen hij een jaar geleden was aangenomen en vlak voor de grote vakantie al een paar weken mee mocht trainen, werd hij ziek. Zo ziek dat ik hem moest afmelden. Hij was in alle staten. Hij moest en zou, wilde het begin niet missen. Om hem te troosten vertelde ik hem dat mij ooit hetzelfde was overkomen. Ik was toegelaten tot de Theaterschool en moest de eerste week verstek laten gaan door een keelontsteking. Hij keek me met grote ogen aan en zei: “Ja mam, maar dat was je hobby. Dít is mijn werk!” Toen hij dat zei was hij acht jaar. Op dat moment realiseerde ik me dat er met die missie van mijn kleine Messi niet te spotten valt. Hij wordt profvoetballer. Hoe dan ook.

KUNST
“Hoe ging de training? Hebben jullie nog één tegen één gespeeld? En een partijtje? Mannetjes gepasseerd? Nog een Zidaantje gedaan? Wow, gescoord met een hakje?!”

Deze kreten komen dus gewoon uit mijn mond hè. Ik kraam voetbaljargon uit alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Maar dat is het niet. Sterker nog, als je mij tien jaar geleden had gezegd dat ik ooit drie, vier keer per week langs een voetbalveld zou staan blauwbekken en daar nog lol aan zou beleven ook had ik je verbijsterd aangekeken. Ik zou je keihard hebben uitgelachen en je voor gek hebben verklaard. Maar het kan raar lopen in een mensenleven. Je krijgt een kind en met dat kind zeilt er een nieuwe wereld je leven binnen. Mijn kind had een voetbal in z’n knuistjes toen ik hem baarde. Daar kies je niet voor, dat overkomt je. In mijn buik schopte hij al als een idioot en dat is hij blijven doen.

Ik had heel lang niks met voetbal. Ja, een broer die altijd Studio Sport wilde kijken en van tevoren de uitslagen niet wilde horen. Met een vader die zich altijd versprak leverde dat de nodige spanningen op. En met mijn eerste vriendje ben ik een paar keer naar De Meer geweest, het oude stadion van Ajax. Omdat hij fan was. En ik Sonny Silooy best knap vond. En natuurlijk keek ik naar de EK’s en WK’s, maar dat deed iedereen.

Dus toen ik een kind kreeg introduceerde ik hem in mijn wereld. De wereld van de kunst. Ik sleepte hem mee naar jeugdvoorstellingen, las hem prentboeken voor, duwde hem kleurpotloden in z’n hand en muziekinstrumentjes in z’n mond. Maar hij wilde niks in zijn hand of in zijn mond, hij wilde iets aan zijn voet. Vanaf dat hij kan lopen kleeft er een bal aan z’n voet. Zijn lievelingsboek is Het grote WK-boek en de dvd met de 500 Mooiste Goals Allertijden heeft hij grijs gedraaid. Dus het was buigen of barsten. Meebewegen of hem kwijtraken. Ik ben gebogen. Want ik hou van mijn kind en ben nieuwsgierig naar de dingen die hem bezighouden.

Ik ben er langzaam ingegroeid. Leerde wat een kapbeweging is, begon een dubbele schaar te herkennen, ging genieten van een mooie aanname of een knappe steekpass. Hoe meer ik keek, hoe leuker ik het ging vinden. Die kleine mannetjes die over het veld dansen en je keer op keer verbazen met hun vernuftige techniek. Inmiddels beweeg ik hemel en aarde om naar trainingen of wedstrijden te kunnen. Als ik vrijdagnacht om 2.00 uur thuiskom van een voorstelling in Heerlen, sta ik enthousiast om 7.00 uur op voor een wedstrijd. Want ik heb het eindelijk door. Voetbal is ook kunst.

MEELIFTEN
Ik zit met zo’n twintig ouders van school in een café aan de wijn. Een enthousiaste klassenouder heeft een borrel georganiseerd. Ik praat met een vader links en een moeder rechts van me. De vader, een vriendelijke ingenieur in een keurig hemd, vertelt dat zijn dochter zo goed hockeyt. De moeder, met enorme boezem, zegt dat haar zoontje even in-between-sports zit. Ze lacht hard.

“En die van jou?” vraagt het keurige hemd me.
“Hij voetbalt”, zeg ik vriendelijk lachend. Ik voel me ongemakkelijk. Wel of niet vertellen? Als ik meteen over Ajax begin lijk ik zo’n opschepper. Ik schaar me niet graag in het kamp van ouders die meteen losgaan over de uitzonderlijke prestaties van hun kind. Doodvermoeiend. En hoogst irritant. De één speelt schitterend piano, een ander judoot op hoog niveau en als je kind niet hoogbegaafd is dan is het een buitenbeentje. Een gemiddeld kind dat nergens in uitblinkt lijkt een straf. Meestal is daar een reden voor en meestal bestaat die reden uit een afkorting. ADHD, ADD, PDD-Nos. Beter een bijzonder kind met een psychische stoornis dan een gewoon kind met niks.

Maar ondertussen. Ondertussen ben ik ook retetrots op mijn uitblinker. Want het is wel Ajax hè. De club waar ieder jaar 1500 kinderen afkomen op de talentendagen. Waar tientallen scouts de voetbalvelden van half Nederland afschuimen op zoek naar talent. En waar jaarlijks toch maar een handvol jongetjes wordt aangenomen. En daar zit mijn jongen tussen. Mijn jongen die uit mij voortkomt. Waarmee zijn talent ook iets over mij zegt. Nou ja, eigenlijk niet natuurlijk. Maar zo voelt het. Het straalt toch af hè. Ik, falende veertiger, lift mee op zijn succes. Een beetje gênant misschien. Maar ik ben de enige niet.

Ook de moeder met boezem lift mee. Terwijl ik nog gevangen zit tussen bescheidenheid en trots gilt zij: “Weet je het dan nog niet? Hij speelt bij Ajax!” Het A-woord is gevallen. De bom is gedropt. Nu afwachten hoe de ingenieur reageert. Want niet iedereen is even enthousiast. “Volgens mij voetballen alle jongetjes in Amsterdam bij Ajax”, beet een Brabants familielid me eens toe. Het is de kunst om dan vriendelijk te blijven lachen.

Maar het keurige hemd is alleen wat van zijn stuk gebracht en stamelt: “Bij Ajax?! Gôh. Heeft hij zich daarvoor aangemeld ofzo?” “Nee natuurlijk niet, hij is gescout!”, gilt de boezem weer. En terwijl ze een bitterbal in haar mond stopt voegt ze eraan toe: “Nou mag hij nooit meer patat. En hij kan iedere week worden weggestuurd. Iedere week hè. Zó heftig.” Ik ben geneigd weer vriendelijk te lachen, maar grijp nu in. “Nou, niet iedere week hoor, één keer per jaar” en ik neem een flinke slok wijn.

HOOGHOUDEN
Het team van mijn zoontje mag dit jaar ‘balletje hooghouden’. In de Arena. Voor iedere thuiswedstrijd van Ajax is een ander jongetje aan de beurt. Het schijnt een overweldigende ervaring te zijn. Een heel arsenaal aan jongensdromen wordt in één klap vervuld. Ze mogen zich in de kleedkamer van het eerste elftal omkleden. Naar de trainerskamer. De technische staf ontmoeten. Dan het veld op. Hun naam wordt omgeroepen in het stadion. Tijd voor het kunstje: de bal zo vaak mogelijk op je voeten omhoog wippen. Te midden van 50.000 supporters. Uitvergroot op het videoscherm. Terwijl de spelers van het eerste zich om je heen warmlopen. Als je ‘af’ bent nog een interview, op de foto met je favoriete speler en dan de wedstrijd kijken naast Frank de Boer en Dennis Bergkamp. Daarna kan je sterven. Napels is echt minder indrukwekkend voor een tienjarig jongetje.

Maar er is één probleem. Er zijn zeventien thuiswedstrijden en éénentwintig jongetjes. Dus moest er geloot worden. Een zenuwslopende aangelegenheid. Mijn jongen heeft geluk. Hij zit erbij. Maar vier teamgenoten hebben hun naam niet gehoord. Soms hangt de verwezenlijking van je dromen af van een loterij.

Uitverkorene zijn is mooi, maar nu moet er geoefend worden. De jongens hitsen elkaar flink op. Het regent persoonlijke records. Ook mijn zoontje wil scoren. Iedere dag een kwartiertje oefenen. Met mij. Tenminste dat was het idee. Maar hij raakt zo gefrustreerd als het niet lukt dat ik het snel voor gezien houd. Schreeuwen, schelden, de bal wegschieten. Eén ding weet ik zeker, er zit wel vuur in het kind. En het is een doorzetter. Hij blijft het proberen, al is het met het schuim rond de lippen, briesend van woede. Geen pretje om te zien. Ik denk altijd dat plezier de motor moet zijn van alles wat je doet. Maar misschien vergis ik me. Misschien is dat niet genoeg. Een schaatser schaatst zich blaren, een violist musiceert zich een nekhernia. Op de crèche van mijn zoontje zeiden ze het al. Leren begint bij frustratie. Een baby die probeert te kruipen, valt en gaat huilen, los het niet voor hem op. Leg dat favoriete speelgoedje net buiten handbereik zodat je hem prikkelt te bewegen.

Geprikkeld is mijn zoontje zeker. Nog eventjes. Maar dan wordt hij beloond. Want of hij het balletje nou 50 of 500 keer hooghoudt, die middenstip zal hem optillen. En dan wil hij niet sterven, maar begint het pas. Omdat hij de impact van dat stampvolle stadion heeft gevoeld. De hartslag voor een nieuwe droom: spelen in dat stadion. Dat wordt nog jaren bikkelen. En briesen. De weg naar succes is keihard ploeteren. Met af en toe een beetje geluk. Want ja, soms hangt het allemaal af van een loterij.

BUSREIS
Het is wel voor het echie hoor. Bij Ajax. Natuurlijk weet je dat het een groot instituut is. Een beursgenoteerd bedrijf nota bene. Met een staf en een scoutingsapparaat en een heleboel trainers. Maar toch kijk je je ogen uit als je daar voor het eerst rondloopt. Zoveel professionals. Allemaal van top tot teen in Ajax kleding gestoken. Teamtrainers, techniektrainers, individuele trainers, keepertrainers, performance coaches, mentoren, video-analisten, coördinatoren, voedingsdeskundigen, bewegingsdeskundigen fysiotherapeuten en ga zo maar door. Een heel leger is op de been gebracht om die voetballertjes optimaal te begeleiden.

Dat was eerst wel anders. Voor Ajax speelde mijn zoontje bij een amateurvereniging. Zijn team had een trainer. En een teamleider. Dat was het. En die teamleider was nog een vader ook. Als we ‘uit’ speelden werden vier ouders met auto’s opgetrommeld om de jongens naar een club in of om Amsterdam te brengen. Eén ouder nam een tupperwarebakje met sinaasappelpartjes mee voor in de rust. Nu gaan de jongens met een touringcar. Naar andere BVO’s (Betaald Voetbal Organisatie) door het hele land. Aan boord gaan gigantische koelboxen met verantwoorde lunchpakketten. Voldoende om de rest van de week zijn broodtrommel mee te vullen.

Zijn eerste uitwedstrijd bij Ajax was tegen PSV. Onfatsoenlijk vroeg moesten de jongens verzamelen op De Toekomst. Twintig uitzinnige jochies die bus in. Alle ouders druk zwaaiend langs de stoep. Het leek wel een schoolreisje. Met dit verschil dat al die ouders direct in hun eigen auto stapten om achter die bus aan te kachelen. Op naar De Herdgang. Daar aangekomen waren de jongens de kleedkamer al in. En vanuit die kleedkamer gingen ze direct het veld op. Om op te warmen. En in te schieten. Dat was even gek. Geen rommelmomentje tussendoor. Geen babbeltje of aai over z’n bol. Geen tijd om veters te strikken of een shirt te fatsoeneren.

Na de wedstrijd werd het nog gekker. Wij zaten in de kantine. Nu kwam het gezelligste deel van de zaterdagochtend. Met de ouders, kinderen en trainers wat nahangen. De wedstrijd bespreken, beetje theeleuten en de jongens ondertussen lekker ravotten. De traditionele tosti met ketchup stond al voor hem klaar. Want of er nou gewonnen of verloren was, honger had hij sowieso. Daar zaten we te wachten. En te wachten. De tosti werd koud, de kaas weer hard. Waar bleven die jongens nou? We gingen op onderzoek uit. Geen speler te zien. En waren er nou ook al ouders vertrokken? Onze blik dwaalde richting parkeerplaats. Daar zagen we de spelersbus nog net de hoek om tuffen. Beduusd keken we elkaar aan. De jongens waren alweer op weg naar Amsterdam. Helemaal naar Eindhoven gekoerst en geen woord met hem gewisseld. Dit was andere koek. Dit was voor het echie.

Als je verder wilt lezen hoe het de Kleine Messi vergaat, klik dan hier.

  1. Hoi, Hoi,
    Wat een leuke column! En vooral heeeeel herkenbaar :)
    Erg leuk om te lezen, ben benieuwd naar de volgende….
    Groetjes van Regina

  2. Mooi om te lezen dat je zoontje zo met z’n droom bezig is. Wij hebben ook een zoon die voetbalt bij de mooiste club van ons land. Ook hij beleefd het op deze manier, het niet kunnen gaan naar partijtjes, het drinken van water ipv alle dat andere wat z’n vriendjes drinken en nooit klagen!! Heerlijk dat ze een missie hebben en dat we ze kunnen suporten om het beste uit hun zelf te halen, niet alleen op het voetbalveld maar in alles wat ze doen!!!

Laat een reactie achter bij Rogier Stoffels Reactie annuleren

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>